Het uitzendbeding
Het uitzendbeding
Het uitzendbeding is de bepaling in een arbeidsovereenkomst of cao dat de uitzendovereenkomst komt te eindigen op het moment dat de opdrachtgever (inlener) aangeeft geen gebruik meer te willen maken van de diensten van een uitzendkracht. Indien het uitzendbeding is opgenomen, dan heeft de werknemer het recht op de uitzendovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. Deze mogelijkheid wordt geschapen in artikel 7:691 lid 2 BW:
“In de uitzendovereenkomst kan schriftelijk worden bedongen dat die overeenkomst van rechtswege eindigt doordat de terbeschikkingstelling van de werknemer door de werkgever aan de derde als bedoeld in artikel 690 op verzoek van die derde ten einde komt. Indien een beding als bedoeld in de vorige volzin in de uitzendovereenkomst is opgenomen, kan de werknemer die overeenkomst onverwijld opzeggen.”
Het uitzendbeding geldt niet langer indien de uitzendkracht in meer dan 26 weken arbeid heeft verricht voor de uitzendonderneming.
Niet alleen in de wet is mogelijkheid opgenomen om het uitzendbeding met een uitzendkracht overeen te komen, maar ook in de cao van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU-cao) en de cao van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU-cao).
Sterker nog, in deze cao’s is de termijn waarbinnen het uitzendbeding geldt, verruimd. Zo kan er op grond van de ABU-cao gedurende een periode van 78 weken (fase A) het uitzendbeding worden overeengekomen en op grond van de NBBU-cao gedurende een periode van 130 weken (fase 1+2).
- Published in ABU-cao, NBBU-cao, Payrollrecht, Rick van Viersen, uitzendbeding, Uitzendrecht